Het Haagse hof kan niet vaststellen dat er sprake is van benadeling van de klokkenluider door TNO in de zin van artikel 7:658c BW. Dat betekent dat de schade die het gevolg is van de arbeidsongeschiktheid van de klokkenluider niet kan worden toegerekend aan TNO en daarom is TNO niet aansprakelijk. Het hof oordeelt dat de klokkenluider weliswaar als gevolg van zijn melding stress heeft ervaren en dat die stress (mede) heeft geleid tot zijn arbeidsongeschiktheid, maar dat alleen is nog niet voldoende om te oordelen dat TNO ook aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van die arbeidsongeschiktheid. De re-integratie is niet geslaagd doordat een patstelling ontstond als gevolg van de financiële eisen die de klokkenluider stelde. Niet gebleken is dat de arbeidsongeschiktheid van de klokkenluider is blijven bestaan of verergerd door handelen of nalaten van TNO.
Het hof oordeelt verder dat een (korte) loonstop in het re-integratietraject onterecht is geweest. TNO heeft die loonstop al eerder ongedaan gemaakt, maar TNO is wel de wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon over de maanden mei en juni 2017 verschuldigd.