Naar het oordeel van het Haagse hof zijn er voldoende aanwijzingen dat de Gomarus zich met de notitie ‘Seksualiteit 2016’, zoals die in de genoemde periode op school voor medewerkers en leerlingen gold, schuldig heeft gemaakt aan overtreding van discriminatiebepalingen. Vervolging van (bestuursleden en medewerkers van) Gomarus hiervoor is echter niet meer aan de orde. De feiten hebben zich voorgedaan in de periode 2016-2017. Er hebben zich sindsdien geen nieuwe incidenten voorgedaan. Dat blijkt ook uit het Herstelrapport van de Inspectie van het Onderwijs van 22 april 2022. De eerder gesignaleerde tekortkomingen zijn hersteld en de bewuste notitie ‘Seksualiteit 2016’ maakt geen onderdeel meer uit van het nieuwe beleid.
Het Haagse hof vindt ook dat er voldoende aanwijzingen zijn van dwang tegen één van de klagers, maar niet van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De betreffende leerlinge werd gedwongen aanwezig te blijven bij een gesprek met haar op school waar ook tegen haar wil haar ouders bij waren geroepen. Ook hiervoor acht het hof een vervolging nu niet meer op zijn plaats. Het incident heeft zich ruim zes jaar geleden voorgedaan. Verder is met klaagster in 2019 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin de Gomarus haar een schadevergoeding heeft toegekend ten behoeve van de schade die er bij klaagster is ontstaan als gevolg van dat incident. Tot slot hebben beklaagden vanwege de gerezen negatieve publiciteit het nodige over zich heen gekregen. Tegen deze achtergrond zou een strafvervolging voor dwang de beklaagden onevenredig zwaar treffen.