Laden...

Uitspraak in hoger beroep over asielopvang

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksGerechtshof Den Haag > Nieuws > Uitspraak in hoger beroep over asielopvang
Den Haag, 20 december 2022

De Nederlandse Staat moet asielzoekers beter opvangen en op dezelfde wijze behandelen als vluchtelingen uit Oekraïne. Dat heeft het gerechtshof Den Haag vandaag bepaald. Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) heeft een kort geding aangespannen tegen de Staat en het COA over de opvang van asielzoekers. Die moet volgens VWN op veel punten worden verbeterd. Ook vindt VWN dat asielzoekers uit andere delen van de wereld gelijk moeten worden behandeld met vluchtelingen uit Oekraïne. Het gerechtshof Den Haag is het grotendeels met VWN eens, maar oordeelt dat de Staat en het COA niet verplicht zijn het onmogelijke te doen.

Het COA is in Nederland verantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers. Het lukt het COA momenteel echter niet om alle asielzoekers naar behoren op te vangen. Dit heeft onwenselijke gevolgen, zoals asielzoekers die buiten moesten slapen bij het aanmeldcentrum Ter Apel. Ook zijn er niet genoeg plekken om alleenstaande minderjarige asielzoekers goed op te vangen. Asielzoekers worden nu deels in noodopvanglocaties en crisisnoodopvanglocaties opgevangen. De omstandigheden daar zijn niet ideaal, zeker niet voor kwetsbare asielzoekers zoals kinderen, hoogzwangere vrouwen en personen met een medische indicatie.


VWN vordert in dit kort geding dat de rechter aan de Staat en het COA opdraagt om de opvang van asielzoekers in allerlei opzichten te verbeteren. VWN is van mening dat de manier waarop asielzoekers nu worden opgevangen niet voldoet aan de (internationale) normen die daarvoor gelden. De Staat en het COA erkennen dat er problemen in de opvang zijn, al is de situatie niet zo erg als VWN stelt. De Staat zegt dat er momenteel alles aan gedaan wordt om de opvang van asielzoekers te verbeteren en dat daarvoor geen uitspraak van de rechter nodig is. Het is volgens de Staat echter onmogelijk de opvangcapaciteit zo snel uit te breiden als VWN wenst. 

Een ander punt waarover VWN een uitspraak van de rechter wil is dat zij vindt dat de omstandigheden waaronder vluchtelingen uit Oekraïne worden opgevangen beter zijn dan die van asielzoekers uit andere landen. Dat is volgens VWN in strijd met het gelijkheidsbeginsel. VWN wil dat de rechter bepaalt dat asielzoekers uit andere landen dezelfde opvang krijgen als vluchtelingen uit Oekraïne.

De voorzieningenrechter in de Haagse rechtbank heeft een substantieel deel van de vorderingen van VWN toegewezen. Zij was van oordeel dat de opvang in veel gevallen niet voldoet aan de daarvoor geldende normen. De voorzieningenrechter heeft de Staat en het COA opgedragen de opvang van asielzoekers op allerlei punten, soms op heel korte termijn, te verbeteren. De vordering om vluchtelingen uit Oekraïne en asielzoekers uit andere landen gelijk te behandelen heeft zij afgewezen.

De Staat en het COA hebben hoger beroep ingesteld, omdat zij het niet eens zijn met het vonnis. De Staat is vooral van mening dat het onmogelijk is te voldoen aan het bevel van de voorzieningenrechter binnen de termijnen die deze daarvoor heeft gesteld. Ook VWN heeft hoger beroep ingesteld. VWN vindt dat de voorzieningenrechter meer had moeten toewijzen, onder andere op het gebied van de gelijke behandeling van Oekraïense vluchtelingen en asielzoekers uit andere landen.

Het hof is het met VWN en de voorzieningenrechter eens dat de opvang van asielzoekers momenteel op essentiële punten niet voldoet aan de daarvoor geldende wettelijke normen. Het hof weegt echter zwaarder dan de voorzieningenrechter dat de Staat en het COA er momenteel alles aan doen om de problemen op te lossen. Het hof accepteert ook dat het niet mogelijk is deze problemen op korte termijn op te lossen, zoals VWN wil. Het hof is wel van oordeel dat de Staat zichzelf in de positie heeft gebracht waarin het bieden van goede opvang nu niet mogelijk is. De Staat heeft immers in de jaren na 2016 aanwezige opvangcapaciteit afgebouwd. Dat is echter niet relevant voor de vraag of de Staat nu moet worden bevolen de opvang binnen korte termijn op orde te brengen. Niemand is tot het onmogelijke gehouden. Dit oordeel betekent dat het hof minder vorderingen toewijst dan de voorzieningenrechter.

Het hof is ook van oordeel dat de Staat ongeoorloofd onderscheid maakt tussen vluchtelingen uit Oekraïne en asielzoekers uit andere landen. Beide groepen zijn op de vlucht voor oorlog en geweld. Dan mag bij de opvang van deze groepen geen verschil worden gemaakt. De Staat moet deze groepen dus gelijk behandelen.

Uitspraken