Het hof is tot de slotsom gekomen dat Kouwenhoven van alles moet worden vrijgesproken. Dit oordeel berust – kort samengevat – op de navolgende overwegingen.
Het hof heeft er op zichzelf weinig twijfel over dat tijdens de tweede Liberiaanse burgeroorlog door de strijdende partijen oorlogsmisdrijven zijn begaan en dat in verband met die strijd ook illegaal wapens zijn ingevoerd. Dát die wapens via de haven van Buchanan, zoals is tenlastegelegd, werden ingevoerd, blijkt echter uit geen enkel hard bewijs in de vorm van documenten. Evenmin is komen vast te staan dat die wapens in het Verre Oosten waren gekocht.
Het enige rechtstreekse bewijs van wapentransporten én oorlogsmisdrijven bestaat uit de verklaringen van een aantal getuigen over dergelijke misdrijven en over de betrokkenheid van de verdachte daarbij. De betrouwbaarheid van die getuigenverklaringen heeft het hof echter onvoldoende kunnen vaststellen. Zo verklaren getuigen over feiten waarvan vaststaat dat die nooit hebben kunnen plaatsvinden en verklaren zij onderling tegenstrijdig. Sommige getuigen wisselen hun verklaring op belangrijke onderdelen en vele verklaringen zijn anderszins niet erg geloofwaardig. Wat aan bewijs resteert is veel te mager om een bewezenverklaring van de ernstige misdrijven op te kunnen baseren. Het hof heeft al met al zoveel twijfels bij het door het openbaar ministerie gepresenteerde bewijsmateriaal dat een veroordeling naar zijn oordeel op ‘drijfzand’ zou berusten.
Het hof spreekt in zijn arrest nog zijn zorg uit over de weinig kritische wijze waarop het onderzoek door de Nationale Recherche onder de leiding van het openbaar ministerie heeft plaatsgevonden. De getuigenverklaringen zijn in vrijwel geen enkel opzicht aan de feitelijke situatie getoetst, ook niet toen de verdediging op tal van onjuistheden en tegenstrijdigheden wees. Bovendien is alle ontlastende informatie die de verdediging inbracht, vergaand genegeerd. Het hof is van oordeel dat aldus aan de waarheidsvinding ernstig tekort is gedaan.