Laden...

Winnaar essaywedstrijd 'De rechter in de samenleving' bekend

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksGerechtshof Den Haag > Nieuws > Winnaar essaywedstrijd 'De rechter in de samenleving' bekend
Den Haag, 23 januari 2023

In de Week van de Rechtspraak schreef het gerechtshof Den Haag een essaywedstrijd uit met als thema ‘De rechter in de samenleving’. We ontvingen mooie essays over dit onderwerp. De jury heeft het essay ‘Rechterlijke onafhankelijkheid: een contradictio in terminis?’ van Lot Visser als het winnende essay uitgeroepen. Lot Visser is student Rechtsgeleerdheid aan de Vrije Universiteit. De jury zegt over haar essay: “Het essay van Lot Visser stemt tot nadenken. De benadering van het onderwerp is filosofisch en origineel. Het verhaal is helder geformuleerd en toont een goede samenhang. Het essay is actueel door het aanhalen van voorbeelden als big data en algoritme. Tenslotte heeft het essay een positieve toon.”

De jury geeft de essays van Eva ten Hoor en Zehra Gundogan een eervolle vermelding.

De jury bestaat uit raadsheren en andere medewerkers van ons hof:
mr. Miranda Boon (coördinerend schrijfjurist handelsrecht); mr.dr. Alexander Bosman (raadsheer belastingrecht); prof.mr. Fatih Ibili (raadsheer familierecht); mr. Kiki Plugge (senior raadsheer strafrecht) en drs. Maartje Verweij (senior communicatieadviseur / persvoorlichter).

Lees hieronder het essay van Lot Visser: 

RECHTERLIJKE ONAFHANKELIJKHEID: EEN CONTRADICTIO IN TERMINIS?

Inleiding

Ieder mensenleven vangt aan in een staat van totale afhankelijkheid. Direct na het zien van het eerste levenslicht zijn we afhankelijk van degenen die ons verzorgen en grootbrengen. We worden gevormd door de gedragingen van anderen waartoe we ons verhouden en de gebeurtenissen die zich gedurende ons leven voordoen. Naarmate de jaren verstrijken koppelt de mens zich in toenemende mate los van zijn verzorgers. De mens wordt zelfstandiger en heeft anderen minder nodig, of liever gezegd: heeft zijn medemens op een andere manier nodig dan in de eerste levensfase. Het idee dat de mens zich vrij en ongebonden door de samenleving kan bewegen is een illusie. Volgens Kant bestaan we bij de gratie van invloeden van buitenaf; het is onmogelijk het externe weg te denken. Toch is het precies dit dat wij verwachten van rechters, een schijnbaar onmogelijke onafhankelijkheid. Kunnen we van rechters wel verlangen onafhankelijk te zijn én maatschappelijk betrokken? 

Theoretisch kader

Rechterlijke onafhankelijkheid vormt een van de pijlers van het recht op een eerlijk proces. Onafhankelijkheid houdt in dat een rechter vrij en met voldoende onpartijdigheid tot zijn oordeel moet kunnen komen. Uit het principe der machtenscheiding vloeit voort dat een rechter recht spreekt op basis van de door de wetgever gestelde wetten, waarbij hem een zekere vrijheid toekomt bij de invulling en interpretatie ervan. Binnen die scheiding der machten is de rechter gesitueerd als zelfstandig overheidsorgaan waaraan een exclusieve rechtsprekende bevoegdheid is toegekend.(1) 

Tegelijkertijd wordt van een rechter verwacht dat hij zich breed oriënteert op wat speelt in de maatschappij. Een rechter moet niet van de samenleving zijn, maar er middenin staan. Waar het recht een product van de mens is, is de rechterlijke beslissing een product van al hetgeen waaraan een rechter eerder is blootgesteld. De buitenwereld heeft een ontegenzeggelijke invloed op de oordeelsvorming van de rechter, een gegeven dat over het algemeen wenselijk wordt geacht.(2) 

Tot op zekere hoogte moet de rechter de in de maatschappij geldende opvattingen betrekken bij zijn oordeelsvorming, zodat het recht evolueert met wat rechtvaardig wordt bevonden. Een rechter die opereert vanuit een vacuüm is niet alleen onwenselijk, maar ook disfunctioneel.(3) 

Wanneer de rechtspraak een band met de geldende opvattingen over rechtvaardigheid ontbeert, doet dit afbreuk aan het vertrouwen in de rechterlijke macht.(4)

Onafhankelijkheid onder druk

Bestaat er vandaag de dag, in tijden van big data en nieuwe media überhaupt nog iets als onafhankelijkheid? Rechterlijke onafhankelijkheid kan worden opgevat als een vorm van autonomie, dat vrij vertaald iets als ‘regerend op eigen gronden’ betekent.(5) Het idee van autonomie staat meer dan ooit onder druk en geldt als achterhaald.(6) 

Er is een zekere consensus over het gegeven dat de mens een speelbal is van eigen genen, de maatschappij en driften. Een andere factor die de mens beheerst is het algoritme; enkele tientallen clicks zouden voor techbedrijven genoeg zijn om een compleet beeld van een internetgebruiker te verkrijgen en op die manier koop- en stemgedrag te kunnen beïnvloeden.(7) 

‘De mens is een hackbaar dier’ volgens Noah Yuval Harari. Alleen al de wetenschap dat het algoritme een dusdanig grote invloed uitoefent, maakt het lastig na te gaan welke ideëen en opvattingen van ons zelf afkomstig zijn. Juist omdat het zo goed als ondoenlijk is aan de lange arm van het algoritme te ontkomen, is het belangrijk om je mentale autonomie te trainen om er weerstand tegen te kunnen bieden. Erkennen dat je als mens - en dus als rechter - beïnvloedbaar bent, is de eerste stap richting onafhankelijkheid. In een tijdperk waarin technologische platformen veel macht hebben en zij, naast genetica en omgeving, een extra factor vormen die de mens controleert, is zelfkennis van fundamenteel belang. Het is zaak te onderzoeken wat je gevormd heeft tot wie je bent, wat je belangrijk vindt en waarom, waar bepaalde keuzes op gebaseerd zijn. Emoties, angsten en vooroordelen ontstaan niet door een gebrek aan maatschappelijke betrokkenheid, maar door de plaats die we in de maatschappij innemen. Onafhankelijkheid kan niet zonder zelfkennis en zelfkennis begint bij zelfonderzoek.

De rechter in de samenleving

Bij de tweede stap naar onafhankelijkheid kun je proberen je relatie met je omgeving aan te passen. Hierbij kan het zelfbewustzijn dat de mens heteronoom is, oftewel: geregeerd door regels en opvattingen van anderen, worden aangewend om met eigen vooroordelen en opvattingen te breken. Door je als rechter bewust te zijn van al hetgeen je gevormd heeft tot je uiteindelijke zelf, kun je je beter op een objectieve manier verhouden tot degenen in wiens leven je in zult grijpen met een rechterlijke uitspraak. Onafhankelijkheid en maatschappelijke betrokkenheid zijn waarden die niet bereikt kunnen worden, maar hooguit doelen die men telkens moet trachten na te streven. Helaas is het zo dat zelfs als je deze doelen telkens voor ogen hebt, de ander een bepaalde beslissing of attitude nog steeds als partijdig of vooringenomen kan ervaren. Een onafhankelijke rechtspositie, voor zover daar al sprake van kan zijn, hoeft ook niet te resulteren in een onafhankelijk rechtsoordeel.(8) Om die reden is het belangrijk te onderkennen dat je er als rechter slechts naar kunt streven om op een onafhankelijke manier, middenin de samenleving te staan en te vertrouwen op de mogelijkheden die het rechtsysteem biedt om tegen een onwelgevallige beslissing of vooringenomen rechter op te komen. Een rechter die zich continu vergewist van zijn eigen heteronomie is daarmee in wezen al maatschappelijk betrokken. Het is van groot belang je te blijven verdiepen, ernaar te streven autonoom te denken, maar te beseffen dat totale onafhankelijkheid niet bestaat. Kant zou daarom zeggen: durf te denken.

Aangehaalde literatuur

O.R. de Lange, ‘De rol van de rechter in de samenleving - een aanvullend literatuurrapport’, Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Ministerie van Justitie 1977.
M. Rasch, Autonomie: Een zelfhulpgids, Amsterdam: Prometheus, 2022. 
P. Smits, Artikel 6 EVRM en de civiele procedure (Burgerlijk Proces & Praktijk nr. 10), Deventer: Kluwer 2008.

(1) Smits 2008, BPP nr. 10, 2008/6.1.3.
(2) Lange, O.R. de 1977, p. 42. 
(3) Smits 2008, BPP nr 10, 2008/6.7.2.
(4) Lange, O.R. de 1977, p. 43. 
(5) Rasch 2022, p. 14.
(6) Rasch 2022, p. 16.
(7) Rasch 2022, p. 22.
(8) Lange, O.R. de 1977, p. 43

Uitspraken