Het hof is van oordeel dat de bezwaren van de man ten aanzien van de nabijgelegen scholen onvoldoende concreet en onvoldoende zwaarwegend zijn om zijn 2 leerplichtige kinderen van school weg te mogen houden. Volgens het hof blijkt uit de verklaring van de man dat er wel degelijk een overlap is tussen zijn overtuigingen en die van de nabijgelegen reformatorische scholen. Bovendien staat het de man vrij om zijn kinderen elders in het land in te schrijven bij een school die wel voldoet aan zijn principes, of om zelf zo’n school op te richten, of anders zijn kinderen buiten schooltijd onderwijs te (laten) geven dat in overeenstemming is met zijn godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing. Dit alles heeft de man niet gedaan.
Het hof vindt een geldboete van 600 euro hier eigenlijk passend en geboden, maar omdat de redelijke termijn in de behandeling van deze zaak is overschreden, legt het hof een lagere geldboete op, namelijk van 300 euro. Deze geldboete komt overeen met het onvoorwaardelijke deel van de geldboete die de kantonrechter in Breda in 2018 oplegde. Daarbij komt in hoger beroep nog een voorwaardelijk opgelegde hechtenis van 1 week.