Het hof is van oordeel dat de celstraffen die eerder door de rechtbank Oost-Brabant waren opgelegd te hoog zijn voor de bewezen feiten. Desalniettemin is een aanzienlijke celstraf op zijn plaats; de mannen hebben geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die (de productie van en handel in) drugs in de samenleving met zich meebrengen. Zij hebben slechts gehandeld uit eigen financieel gewin.
Voor de oudste verdachten vindt het hof eigenlijk een gevangenisstraf van 7 jaar op zijn plaats en voor de jongste verdachte, die een blanco strafblad had, een gevangenisstraf van 6 jaar. Echter, vanwege de gezondheidstoestand van de 59-jarige man en vanwege de overschrijding van de redelijke termijn zijn de straffen die het hof eigenlijk had willen opleggen met enkele maanden verkort. Uiteindelijk legt het hof de 59- en 42-jarige man 5 jaar en 4 maanden celstraf op. De 55-jarige man krijgt een gevangenisstraf van 6 jaar en 3 maanden.
De mannen waren bij de rechtbank vrijgesproken voor de export van een partij cocaïne naar Engeland. De officier van justitie was tegen die vrijspraak in hoger beroep gekomen. Het hof heeft de mannen voor dit feit opnieuw vrijgesproken.