Het hof vindt, anders dan de rechtbank, dat het OM geen ernstige inbreuk heeft gemaakt op de beginselen van een goede procesorde. De standpunten over de hoogte van de te ontnemen bedragen, hoeven pas bij het formuleren van de eis definitief te worden geformuleerd door het OM. Ook is volgens het hof niet gebleken dat het OM onvoldoende heeft gedaan om het vermogen van de veroordeelden in kaart te brengen. Er zijn hiervoor getuigen gehoord, er is een rapport hierover opgesteld en de officier van justitie heeft zich herhaaldelijk uitgelaten over het per veroordeelde te betalen bedrag.
Wel stelt het hof met de rechtbank vast dat het OM geen gehoor heeft gegeven aan de opdracht van de rechtbank tot periodieke verslaglegging en geen nadere onderzoeksactiviteiten voor ruim een jaar heeft ontplooid. De verdediging is hierdoor mogelijk in zijn belangen is geschaad. Het hof vindt echter dat die schade niet zodanig is dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim of van een schending van het recht op een eerlijk proces waarvoor het OM niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.