Het hof vindt allereerst dat het beschikbare technisch bewijs onvoldoende houvast biedt om beide mannen te veroordelen voor de doodslag op het slachtoffer. Daarom zijn de afgelegde verklaringen van de verdachten getoetst. De 34-jarige heeft bekend het slachtoffer te hebben doodgeslagen. Het hof veroordeelt hem voor doodslag. Hij heeft daarbij ook verklaard dat de 33-jarige man hem de opdracht gaf om het slachtoffer te doden en dat de 33-jarige hem heeft geholpen, o.a. door geweld te gebruiken. Aan dit deel van de verklaring van de 34-jarige kan het hof echter geen doorslaggevende betekenis toekennen. Zijn verklaringen bij de politie en op de zittingen zijn in de loop van de tijd in toenemende mate psychotisch. Deskundigen hebben daarvan gezegd dat onduidelijk is wat waar is en wat waan. De man van 34 heeft de 33-jarige bovendien een steeds grotere rol bij het geweld toegedicht. Dit is de reden waarom het hof die verklaringen over de samenwerking tussen de 2 mannen bij de doodslag niet voor het bewijs gebruikt.
Ook al heeft de 33-jarige onvoldoende gedaan om de doodslag te voorkomen, er zijn voor het hof verder geen aanwijzingen dat hij een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de dood van het slachtoffer. Het hof spreekt de man van 33 daarvan vrij. Wel wordt hij tot de maximale 2 jaar gevangenisstraf veroordeeld voor het samen wegmaken van het lijk.
De rechtbank veroordeelde deze man eerder tot 18 jaar celstraf, voor zowel zijn aandeel in het geweld, als voor het wegmaken van het lijk. Omdat het hof nu tot een ander oordeel komt en deze man al langer dan 2 jaar vastzat, is hij op 14 juni 2016, voorafgaand aan de uitspraak, vrijgelaten uit voorlopige hechtenis.