De
verdachte is op 19 februari door de
rechtbank Oost-Brabant veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar voor verschillende strafbare feiten. In datzelfde
vonnis heeft de
rechtbank ook bepaald dat de
verdachte in
voorlopige hechtenis moest worden genomen. Om die reden heeft de
verdachte zich op 26 februari 2018 gemeld. De termijn van deze
voorlopige hechtenis liep af op 26 april 2018. Het OM heeft vandaag in de
raadkamer het hof verzocht de
voorlopige hechtenis voort te zetten. Het hof heeft dat verzoek afgewezen omdat de wet een reparatie van het termijnverzuim alleen toelaat bij strafbare feiten waar tenminste een gevangenisstraf van 8 jaar op staat. Dat is in deze zaak niet het geval. Omdat er ook geen sprake is van nieuwe ernstige bezwaren tegen de
verdachte, acht de
raadkamer van het hof het niet mogelijk opnieuw de
voorlopige hechtenis van de
verdachte te bevelen.
Bij deze stand van zaken ziet het er naar uit dat de
verdachte – net als bij de
rechtbank – in vrijheid de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak bij het
gerechtshof kan afwachten. Wanneer dat het geval zal zijn, is nog niet bekend.