Ter uitvoering van de uitspraak van juli 2015 heeft de staatssecretaris in een werkinstructie vastgelegd hoe de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van vreemdelingen voortaan onderzocht en beoordeeld moet worden. De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat deze werkinstructie zorgvuldig tot stand is gekomen. Ook de manier waarop de staatssecretaris de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid onderzoekt is zorgvuldig. Verder heeft de staatssecretaris voldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij de seksuele gerichtheid beoordeelt, aldus de hoogste algemene bestuursrechter. Hiermee zijn de tekortkomingen weggenomen die de Afdeling bestuursrechtspraak in de uitspraak van juli 2015 had geconstateerd.