De Algemene Rekenkamer concludeert nu dat deze prestatiebekostiging in de praktijk niet goed werkt, omdat bij de onderhandelingen de beschikbare middelen van de minister van V en J leidend zijn. Hierdoor is er volgens de Algemene Rekenkamer ‘in feite toch sprake van budgetfinanciering’. En: ‘Door vooral het beschikbare budget als uitgangspunt te nemen is de financieringswijze grotendeels los komen te staan van de vraag wat er in de praktijk nodig is om zaken tijdig en zorgvuldig af te handelen.’
Frits Bakker: ‘De Rechtspraak is geen willekeurige overheidsdienst. Rechters zijn onafhankelijk, ze zorgen ervoor dat conflicten in de samenleving worden beslecht. De vraag wat daarvoor financieel nodig is, moet niet worden beantwoord door de uitvoerende macht. Die is vaak zelf partij bij rechtszaken. Elke rechtszaak telt en verdient de tijd, de aandacht en het geld dat daarvoor nodig is. De manier waarop de financiering nu tot stand komt, doet daaraan maar voor een deel recht. Natuurlijk doet de minister vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het functioneren van het systeem zijn best voldoende middelen vrij te maken, maar de praktijk is dat de Rechtspraak daarbij moet concurreren met dienstonderdelen van het departement, waarvoor de minister politiek verantwoordelijk is.’