In de filosofie van het wetsvoorstel speelt betrokkenheid van de omgeving van de zorgbehoevende een grote rol. Van uniforme rechten op zorg moet een omslag worden gemaakt naar ondersteuning op maat, afhankelijk van individuele wensen en behoeften (‘maatwerkvoorziening’).
In het wetsvoorstel staat ‘gebruikelijke hulp’ omschreven als “hulp die naar algemene opvattingen in redelijkheid verwacht mag worden van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten”. De Raad wijst erop dat wettelijk gezien alleen echtgenoten elkaar hulp en bijstand verschuldigd zijn. Als de overheid wil dat er een ruimere wettelijke zorgplicht komt, dan zou dit volgens de Raad in de wet moeten worden omschreven wie dit betreft. Als bijvoorbeeld inwonende kinderen weigeren een zorgbehoevende ouder te helpen, kan deze ouder een voorziening door de gemeente worden geweigerd, terwijl de ouder de hulp van zijn kinderen niet kan afdwingen.