Laden...

Proef met forensische bijstand voor rechters

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRaad voor de rechtspraak > Nieuws > Proef met forensische bijstand voor rechters
Den Haag, 03 mei 2012

Rechters krijgen vaak technisch bewijs voorgeschoteld dat ze bij hun oordeel moeten betrekken. Het is voor juristen echter niet eenvoudig de onderzoeksrapporten, die steeds technischer en wetenschappelijker van aard worden, kritisch te beoordelen. De rechtbanken Amsterdam, Den Haag en Utrecht hebben momenteel op proef forensische ondersteuners in huis, die rechters daarbij helpen. De pilot duurt een half jaar.

Kennis uitbreiden

In de Agenda van de Rechtspraak 2011-2014 is vastgelegd dat de kennis van empirische wetenschappen bij rechters en raadsheren wordt uitgebreid, zodat zij beter met deskundigen van gedachten kunnen wisselen. Daar zijn verschillende maatregelen voor getroffen, waaronder bijscholingsprogramma’s voor rechters en een proef met forensische ondersteuning op de rechtbank. Drie afgestudeerden van de masterstudie forensic science (Universiteit van Amsterdam) werken van half maart tot september twee dagen per week op de rechtbanken en denken mee als rechters of juridisch medewerkers daar om vragen.

DNA-bewijs

Aldo Kuijer, tot 1 mei strafrechter in Utrecht, heeft de afgelopen jaren regelmatig behoefte gevoeld aan forensische bijstand. Bijvoorbeeld als hij complexe berekeningen van snelheid en botsingsenergie onder ogen kreeg in een strafzaak over een dodelijke aanrijding, of een verhandeling over het oorzakelijk verband tussen de handeling van een verdachte en het letsel van het slachtoffer. Maar vooral DNA-bewijs vormt een terugkerend struikelblok. “Dat is razend ingewikkeld geworden”, zegt Kuijer. “Rechters hebben extra kennis nodig om rapporten daarover goed te interpreteren en er de juiste vragen over te stellen.”

Mengprofiel

Verdachten van ernstige misdrijven beroepen zich steeds vaker op hun zwijgrecht, zegt Kuijer. “Mede daardoor neemt het belang van forensisch bewijs toe. Een paar jaar geleden waren DNA-sporen een uitkomst, daarmee kon in bepaalde gevallen zo goed als zeker worden aangetoond dat de verdachte bijvoorbeeld een vuurwapen in zijn hand had gehad.” Zo eenvoudig is het vaak niet meer. “De techniek schrijdt voort. Steeds geringere spoortjes kunnen zichtbaar worden gemaakt. Er hoeft bij wijze van spreken maar een haar van iemand anders langs te waaien en je hebt een mengprofiel, waarvan de bewijswaarde niet zo duidelijk is vast te stellen. Voor juristen is dat lastig. Zij willen weten: is dat spoor van Jansen, ja of nee? In die context wordt een niet-eenduidig 'ja' al snel ‘nee'.”

Spraakverwarring

Forensisch ondersteuner Anique Henderson, die sinds een week of zes regelmatig op de Utrechtse rechtbank rondloopt, merkt hoe groot de kloof is tussen juristen en forensisch onderzoekers. “De juridische en de wetenschappelijke wereld zijn uit elkaar gegroeid”, zegt ze. “Niet alleen de technische vooruitgang, maar ook de manier van rapporteren zorgt voor spraakverwarring. Daar probeer ik in te bemiddelen.”
De Bayesiaanse statistiek heeft zijn intrede gedaan in het empirisch onderzoek, legt Henderson uit. “Dat houdt in dat onderzoekers werken met verschillende hypotheses, en bekijken wat het gevonden bewijs voor die hypotheses betekent.
Zij doen een uitspraak over het bewijs, terwijl rechters aan waarheidsvinding doen. Dat wringt.”

Drie vragen

Rechters die bijvoorbeeld een oordeel moeten vormen over een dodelijke schietpartij, hebben drie basisvragen: van wie is het DNA-spoor op dat vuurwapen, hoe is dat op het wapen terechtgekomen en wat is de relatie tot het delict? “Deskundigen kunnen steeds meer zeggen over die eerste vraag”, zegt Henderson. “Maar de juridische vraag ‘kan verdachte het gedaan hebben’, kunnen zij niet beantwoorden. Bovendien onderzoeken zij alleen dat wat is gevraagd. Ik hoor rechters soms vragen: ‘Waarom heeft u dát niet onderzocht?’, als ze iets horen dat interessant kan zijn voor de zaak. Maar zo werkt het niet. Het is dus van belang dat rechters hun vragen heel zorgvuldig formuleren.”

Hypotheses

Henderson helpt rechters hun vragen om te zetten in hypotheses, zodat ze goed aansluiten bij de wetenschappelijke denkwijze. Ze denkt ook mee over mogelijkheden om meer informatie uit een onderzoeksrapport te halen. “Je krijgt pas goede antwoorden als je de juiste vragen stelt”, zegt Kuijer. “We moeten ons niet beperken tot wat in het rapport staat, maar ook alert zijn op wat de deskundige níet heeft beschreven. Misschien is aanvullend onderzoek mogelijk, of kan de onderzoeker een vraag wel beantwoorden als we die anders formuleren. Voorheen hadden we nauwelijks mogelijkheden om daarachter te komen. Nu kunnen we er voor de zitting met Anique over praten.”

Enthousiast

De proef met forensische bijstand op de rechtbanken wordt komend najaar geëvalueerd. In Utrecht zijn de rechters tot nu toe enthousiast, zegt Kuijer. “Ze begrijpen de onderzoeksrapporten beter, stellen betere vragen en hebben meer aan de antwoorden die ze krijgen”, zegt hij. “Daardoor staan ze niet zo snel met lege handen. Een jurist denkt bij een mengprofiel al snel dat het waardeloos is als bewijsmiddel; zijn naast DNA-sporen van Jansen ook die van iemand anders op het wapen gevonden, dan kan hij toch net zo goed de dader zijn? Maar je kunt ook doorvragen: zitten álle kenmerken van Jansen in het mengprofiel? Zo ja, hoe groot is de kans daarop bij een willekeurig persoon? Daar kunnen deskundigen wel degelijk iets over zeggen. Via die weg kan blijken dat het mengprofiel toch een hoge bewijswaarde heeft.”

Scenario’s

Kuijer vindt de Bayesiaanse denkwijze zeer waardevol. “Die sluit aan bij wat in de opsporing gebeurt om tunnelvisie te voorkomen: verschillende scenario’s bedenken en daar de bewijzen bij plaatsen, zowel belastend als ontlastend. Het probleem is alleen dat het van oorsprong een wiskundige methode is en deskundigen steeds meer aan het rekenen slaan. Dan wordt het voor rechters moeilijk. De vraag is of vergaand rekenen in de context van een strafzaak eigenlijk wel voldoende meerwaarde heeft.”

Nagenoeg waterdicht

Om nader tot elkaar te komen, moeten de deskundigen wellicht wat minder aan exacte cijfers hechten en rechters meer met waarschijnlijkheden leren werken, denkt hij. “Vroeger was de bekentenis de kroon op het bewijs. Daar zijn we van teruggekomen; elke gek kan roepen dat hij de dader is. Met DNA gebeurt nu hetzelfde. We dachten dat dat nagenoeg waterdicht was, maar dat blijkt niet zo te zijn. Het is een misverstand dat meer wetenschap automatisch meer zekerheid oplevert. Als wij minder gefocust zijn op absoluut bewijs en meer kijken naar de mate waarin bewijsmiddelen verdachtes schuld of onschuld waarschijnlijk maken, kunnen we echter een heel eind komen.”

Uitspraken