Laden...

Straffen bij verkeersdelicten: hoe zit dat?

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRaad voor de rechtspraak > Nieuws > Straffen bij verkeersdelicten: hoe zit dat?
Den Haag, 01 september 2017

De bestraffing van verkeersdelicten zorgt al langere tijd voor maatschappelijke onrust. Door de rechter opgelegde straffen worden vaak niet begrepen. 6 vragen en antwoorden over dit onderwerp.

Is er in algemene zin iets te zeggen over de strafoplegging bij verkeersdelicten?

Nee, eigenlijk niet. Verkeersstrafrecht is heel ingewikkeld, omdat er veel verschillende zaken zijn. Een kleine onoplettendheid in het verkeer kan verschrikkelijke gevolgen hebben, terwijl een grove verkeersfout zonder slachtoffers kan aflopen. Het is de taak van de rechter om steeds te kijken of iemand het verkeersdelict heeft gepleegd en zo ja, in hoeverre dat hem te verwijten is. De rechter moet hierbij oorzaak en gevolg van elkaar scheiden. Dat is vaak moeilijk te begrijpen, helemaal als er dodelijke slachtoffers zijn gevallen. Vaak is sprake van onherstelbaar leed. Dat leed is echter niet maatgevend voor de hoogte van de straf, maar de mate van schuld aan het ongeval. Naarmate de verwijtbaarheid groter is, wordt de straf ook hoger. In juli verscheen het rapport Straftoemeting ernstige verkeersdelicten (rijksoverheid.nl). Uit dit onderzoek blijkt dat over het geheel genomen de strafoplegging ‘adequaat’ is: naarmate de ernst van de verkeersfout en het letsel toenemen, wordt de straf die rechters opleggen hoger.

Welke factoren zijn doorslaggevend voor de hoogte van de straf in verkeerzaken?

De doorslaggevende vraag is of de verdachte ‘aanmerkelijke schuld’ heeft. Als er doden zijn te betreuren, ligt de vraag voor of het om ‘dood door schuld in het verkeer’ gaat. Als de rechter die schuld bewezen acht, heet het een misdrijf. Er bestaan 3 categorieën van verwijtbaarheid, oplopend in ernst en strafhoogte: onoplettend/onvoorzichtig rijgedrag (bijvoorbeeld te hard rijden wanneer het zicht slecht is), een grove verkeersfout (bijvoorbeeld veel te hard rijden en je passagiers geen gordels laten dragen) en roekeloos rijden. De rechter bepaalt steeds per zaak welke categorie van toepassing is. Wanneer de bestuurder niet schuldig blijkt, zal de rechter bekijken of hij wel gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Bijvoorbeeld wanneer hij zonder opzet een fietser over het hoofd ziet. Dat heet juridisch een overtreding en daar staat gemiddeld een duidelijk lagere straf op.

Welke straffen kan de rechter opleggen bij een dodelijk verkeersongeluk?

De rechter is gebonden aan wat er in de wet staat voor de verschillende delicten. De straffen die hij kan opleggen zijn, afhankelijk van wat hij bewezen acht, een boete, een taakstraf, ontzegging van de rijbevoegdheid tot een (voorwaardelijke) gevangenisstraf. Gaat het om een overtreding, dan volgt een relatief lichte straf: hoogstens 2 maanden hechtenis en 3.900 euro boete. De maximale ontzegging van de rijbevoegdheid is 2 jaar. Is de bestuurder schuldig en gaat het om een misdrijf, dan kan de rechter een beduidend zwaardere straf opleggen: maximaal 9 jaar gevangenisstraf en 20.250 euro boete.

​Waarom hebben verkeersdelicten een lagere strafmaat dan bijvoorbeeld bij moord of doodslag?

Bij moord of doodslag volgt regelmatig een (jarenlange) gevangenisstraf. Een cruciale rol hierbij speelt dat de dader met opzet iemand heeft gedood. Die opzet moet worden bewezen om tot een veroordeling te komen. Bij een dodelijk ongeluk is van opzet meestal geen sprake. Automobilisten hebben vrijwel nooit de intentie om een ongeluk te veroorzaken, laat staan om iemand te doden. Ze maken wel fouten in het verkeer, waarmee ze ongewild de dood van een ander kunnen veroorzaken. Daarom worden lagere straffen opgelegd dan wanneer er opzet in het spel is.

​Er was toch ook iets met de term roekeloosheid?

Ja. Met deze term doet zich het probleem voor dat de term ‘roekeloos’ in het dagelijkse spraakgebruik iets anders betekent dan wanneer de term in juridische zin wordt gehanteerd. De wetgever wilde met het etiket roekeloos bepaalde verkeersdelicten extra zwaar bestraffen. In de praktijk kunnen rechters hiermee niet goed uit de voeten, omdat in de wet staat dat voor bepaalde overtredingen (zoals onder invloed van alcohol of te hard rijden, bumperkleven) al strafverhoging geldt. De Hoge Raad, de hoogste rechter, heeft daarom bepaald dat om iemand voor roekeloos rijden te kunnen veroordelen, er nog iets extra’s aan de hand moet zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een straatrace, kat-en-muisspellen of koste wat het kost vluchten voor de politie. Hier is maar heel soms sprake van (zie ook uitleg van de Hoge Raad: Roekeloosheid in het verkeer).

​Komen er aanpassingen in de Wegenverkeerswet?

De minister van Veiligheid en Justitie schreef in een reactie op het hierboven genoemde rapport ‘Straftoemeting ernstige verkeersdelicten’ dat er wat betreft het begrip roekeloosheid sprake is van een ‘juridisch knelpunt’. Immers: het publiek vindt rijden onder invloed van alcohol of veel te hard rijden roekeloos, en begrijpt niet waarom mensen hiervoor dan niet als zodanig kunnen worden veroordeeld. De minister kondigde dan ook aan hier iets aan te gaan doen. Hij heeft ook gezegd aan de slag te gaan met de maximum straffen voor een aantal specifieke delicten (rijden onder invloed, doorrijden na een ongeval en rijden tijdens een rijontzegging). Experts gaven in het genoemde onderzoek aan dat de maximumstraffen die rechters kunnen opleggen te laag zijn. De Raad voor de rechtspraak zal te zijner tijd advies uitbrengen over de wetsvoorstellen van de minister.      

Uitspraken