De huidige maatschappelijke discussie gaat vooral over omstreden uitingen van
extreme moslims. In bekende rechtszaken uit het verleden moest de rechter juist
een afweging maken over uitlatingen waarin moslims het mikpunt waren. In 2011
sprak de rechtbank in Amsterdam PVV-politicus Geert Wilders vrij van diverse
aanklachten, waaronder haatzaaien. Wilders had onder meer de Islam 'fascistisch'
genoemd en de Koran een 'islamitisch Mein Kampf'. De rechtbank achtte bepaalde
uitspraken 'grof en denigrerend', en op het randje van het toelaatbare, maar
niet strafbaar. In het oordeel speelde ook een rol dat Wilders zijn uitspraken
deed als politicus in het maatschappelijk debat. In de rechtszaak tegen Front
National-politicus Jean-Marie Le Pen in 2010 maakt de Franse rechter een andere
afweging: de wet was overtreden en er was sprake van haatzaaien. Aanleiding
waren uitspraken tegen moslims in de Franse media door Le Pen. "De dag dat we in
Frankrijk geen 5, maar 25 miljoen moslims hebben, zullen zij het zijn die het
bevel voeren over ons", zei Le Pen onder meer. Het Franse Hof veroordeelde de
politicus tot een boete van 10.000 euro. De veroordeling voor haatzaaien werd
bekrachtigd door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Volgens
het Europese Hof gaf Le Pen voeding aan gevoelens van haat richting moslims.