Daarnaast lijkt in het wetsvoorstel
sprake van een omgekeerde bewijslast. Als iemand een voorwerp bij zich heeft
dat onder het nieuwe verbod valt, moet diegene zelf aannemelijk maken dat dat louter
met vreedzame bedoelingen is. Maar het is onduidelijk in hoeverre die
verklaring moet worden onderbouwd. Als iemand bijvoorbeeld een snoeischaar op
zak heeft voor groenwerkzaamheden, moet dan een arbeidsovereenkomst overlegd
worden waaruit dit blijkt, of voldoet een mondelinge verklaring? Ook staat in
het voorstel dat de voorwerpen niet in de publieke ruimte gedragen mogen
worden, tenzij ze verpakt zijn. Maar wat deze verpakking inhoudt, staat niet in
het voorstel. Mogen aardappelschilmesjes bijvoorbeeld nog los worden verkocht
of moeten die worden voorzien van een (gesealde) verpakking? En als je gaat
kamperen, moet je dan alle messen in afsluitbare verpakkingen opbergen, of mag
je deze ook in een doek wikkelen?
Ten slotte vraagt de Raad zich af of de voorgestelde wijziging van de wet ten aanzien van het verkoopverbod aan minderjarigen soms niet te beperkend is. Denk dan aan een student van 17 jaar die op kamers gaat wonen en daarvoor een messenset wil kopen. Dat is onder de nieuwe wet niet meer mogelijk.
Lees hier (pdf, 314,2 KB) het volledige wetgevingsadvies over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet wapens en munitie.