De rechtbank wil de waarheidsvinding dienen, zoveel als in haar macht ligt en zonder de openbaarheid van de zitting geweld aan te doen.
Nu de rechtbank getuigen gaat horen nadat zij verdachte heeft ondervraagd, acht de rechtbank het, gelet op de waarheidsvinding, onwenselijk dat deze getuigen, direct en één op één, kennis kunnen nemen van wat de verdachte hier verklaart. Daarbij is de rechtbank zich ervan bewust dat via andere media de strekking en delen van de inhoud van de verklaring van verdachte naar buiten zullen komen. De rechtbank is echter van oordeel dat die communicatie over de verklaring van verdachte niet gelijk gesteld kan worden aan het kennisnemen van audiovisuele opnamen van die verklaring zelf.