In afwachting van een aanpassing van de wet is de IRK deze week bij de behandeling van de 50 zaken tot een indeling gekomen, afhankelijk van de gronden waarop een opgeëiste persoon in voorlopige overleveringsdetentie zit.
Bij het eerste type zaken zit een opgeëiste persoon in overleveringsdetentie na een beslissing van de officier van justitie. In de beslissing van vorige week oordeelde de IRK al dat deze detentie in beginsel niet onrechtmatig is. Wel moet de detentie spoedig na de beslissing van de officier van justitie door een rechter worden beoordeeld, in plaats van pas bij de behandeling van het overleveringsverzoek. Bij de zitting van deze week was in 29 gevallen sprake van een detentie die nog niet door een rechter was beoordeeld. In al deze gevallen heeft de IRK een bevel gevangenhouding afgegeven.
In de tweede groep vallen zaken waarin de OvJ eveneens over detentie heeft beslist, maar waarin
de overleveringsdetentie vervolgens door de OvJ of de rechtbank is geschorst. De IRK oordeelt dat in deze zaken op dit moment geen noodzaak bestaat de detentie binnen een korte termijn door een rechter te laten beoordelen, aangezien de opgeëiste persoon niet vast zit. Bij de zitting van deze week was hiervan in 3 gevallen sprake.
De derde categorie betreft zaken waarin de rechter-commissaris al over de detentie heeft geoordeeld. Ook hier is een hernieuwde rechterlijke toets op dit moment niet nodig. Afgelopen week werden 14 zaken in deze categorie geplaatst.
De laatste categorie zaken betreft opgeëiste personen die op dit moment al in Nederland een straf uitzitten die door een Nederlandse rechter is opgelegd of die in voorlopige hechtenis zitten (detentie ‘uit anderen hoofde’). Ook hier bestaat er geen noodzaak voor de IRK om een eventuele toekomstige detentie op grond van de Overleveringswet te toetsen. In 4 gevallen was hiervan bij de behandeling van afgelopen week sprake.