De rechtbank overweegt dat het gevaar bestaat dat de rechters die in Polen over de strafzaak van de opgeëiste persoon moeten oordelen, onder meer door de kans op disciplinaire procedures, niet in vrijheid kunnen beslissen. In de rechtbank die zal gaan oordelen in de strafzaak tegen de opgeëiste persoon is sprake van tuchtprocedures tegen ten minste twee rechters. Eén van deze twee rechters is de president van de rechtbank. De tuchtprocedures worden uitgevoerd door een tuchtkamer waarvan de onafhankelijkheid en onpartijdigheid niet is gegarandeerd. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de zaak van de 33-jarige Pool als gevolg van de prejudiciële vraag aan het Hof niet alleen de brede belangstelling heeft gewekt van politiek en media in Polen maar ook de bijzondere belangstelling van tot de uitvoerende macht behorende Poolse autoriteiten. Hiervan getuigt onder andere een memo van de procureur-generaal aan alle Poolse officieren van justitie, waarin over deze specifieke zaak wordt gesproken. Vragen van de rechtbank aan de Poolse autoriteiten omtrent de situatie in Polen zijn bovendien maar deels beantwoord. De IRK oordeelt dat door al deze factoren het gevaar bestaat dat de systemische gebreken daadwerkelijk in de procedure van de opgeëiste persoon zullen doorwerken. Daarom ziet de rechtbank in dit geval af van overlevering aan Polen.