De wrakingskamer concludeert dat er geen sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid bij de rechters. De door de rechtbank genomen beslissingen, ook als deze beslissingen in het nadeel van de verzoeker uitvallen en zelfs als die beslissingen als onjuist zouden moeten worden aangemerkt, zijn op zichzelf beschouwd geen grond voor het oordeel dat de betrokken rechters vooringenomen zijn jegens verzoeker of dat zij die schijn hebben gewekt. De juistheid van de door de rechtbank genomen beslissingen staat niet ter beoordeling van de wrakingskamer. Het is de taak van de wrakingskamer om te onderzoeken of deze beslissingen en motiveringen feiten en omstandigheden opleveren waardoor de rechterlijke partijdigheid schade zou kunnen leiden. Dat laatste kan – nu verzoeker zelf geen andere feiten of omstandigheden heeft genoemd die zijn vrees zouden rechtvaardigen - naar het oordeel van de wrakingskamer slechts het geval zijn als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechters één of meer beslissingen hebben genomen die zo onbegrijpelijk zijn, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing(en) door vooringenomenheid van de rechters is/zijn ingegeven. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan geen sprake.
Bron: rechtbank Amsterdam