Ter onderbouwing van hun standpunt dat de door hen genoemde bepalingen van de Wiv2017 een inbreuk vormen op diverse fundamentele privacy-grondrechten, hebben de eisers onder andere een beroep gedaan op artikel 8 EVRM. Dat artikel beschermt het individu tegen willekeurige inbreuken van de overheid op onder meer de grondrechten op respect voor zijn privéleven en zijn correspondentie.
In dat artikel is bepaald dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een individu gerechtvaardigd kan zijn, maar alleen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Bij de beoordeling of dat het geval is let de voorzieningenrechter niet alleen op de (tekst van de) door eisers genoemde bepalingen, maar op de wet als geheel. Gelet op al de waarborgen en garanties tegen misbruik die daarin zijn opgenomen, kan volgens de voorzieningenrechter niet worden geconcludeerd dat de bepalingen onmiskenbaar onverbindend zijn (zoals het juridische toetsingscriterium luidt).