De
voorzieningenrechter is van oordeel dat de Staat, gelet op de adviezen van het
NIFP en de reclassering, in redelijkheid niet tot zijn beslissing tot
handhaving van de meldplicht heeft kunnen komen. Onmiskenbaar heeft Van der G. een
zeer ernstig feit gepleegd. Daarmee is rekening gehouden bij de aan hem
opgelegde straf.
Bij de beoordeling van de vraag of de meldplicht bij de reclassering moet
worden gehandhaafd, speelt de ernst van het gepleegde feit geen rol meer.
Daarvoor is van belang of deze bijzondere voorwaarde nog zinvol is met het oog
op het terugbrengen van het recidiverisico. Dat is volgens het NIFP en de
reclassering niet het geval. Dat betekent dat Van der G. niet langer kan worden
verplicht zich periodiek bij de reclassering te melden.