De twee Vestia-medewerkers spraken tussen 2015 en 2018 met een groot aantal schoonmaak- en onderhoudsbedrijven af dat deze bedrijven werkopdrachten van Vestia zouden krijgen, in ruil voor een deel van de omzet of betaling van een extra bedrag. Met behulp van tussenpersonen werd de aanbestedingsprocedure van Vestia gemanipuleerd. Zo mochten de schoonmaakbedrijven na het verstrijken van de deadline hun offerte aanpassen, zodat ze als beste uit de bus kwamen.
Bij andere aanbestedingen zocht de Vestia-medewerker een relatief ‘dure’ partij uit, om vervolgens te vertellen aan een van de frauderende bedrijven tot welke prijs het kon meedingen om de opdracht te krijgen. De winnende offerte was in die gevallen duizenden, soms tienduizenden euro’s hoger dan de kosten die gemoeid waren met het daadwerkelijk uitvoeren van het werk. Soms ook werd er buiten het aanbestedingstraject om opdrachten gegund aan bedrijven die bereid waren iets extra’s te betalen. Die extra betalingen – steekpenningen – werden daarna verdeeld tussen de Vestia-medewerkers en de tussenpersoon.
Via honderden valse facturen en via bedrijven die als doorgeefluik fungeerden kwam het geld uiteindelijk bij de juiste persoon terecht. Zo sluisde de vader van een van de hoofdverdachten op die manier ruim zeven ton door, in amper twee jaar tijd. Ook betaalden sommige bedrijven in natura: door bouwmaterialen of gereedschap te leveren aan een van de Vestia-medewerkers, een nieuwe keuken of een bijbetaling voor een andere auto.
Door de manipulatie wist Vestia van niets. Omdat het leek alsof de aanbestedingsregels waren gevolgd, tekende Vestia contracten met de frauderende bedrijven en betaalde Vestia de te hoge, vervalste rekeningen.