De voorzieningenrechter oordeelt dat het college niet goed heeft gemotiveerd waarom voor de verkeersveiligheid de gehele populatie moet verdwijnen of moet worden beperkt. In de periode 2016 tot en met 2022 zijn namelijk slechts vier aanrijdingen met een damhert geregistreerd. Het college heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat voor het voorkomen van ernstige schade aan gewassen de gehele populatie damherten moet worden gedood.
Wel heeft het college voldoende aannemelijk gemaakt dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat dan het doden van een deel van de populatie damherten om ernstige schade aan gewassen te voorkomen. Het omrasteren van de landbouwpercelen waar schade is ontstaan zal niet effectief zijn, omdat de damherten dan zullen uitwijken naar andere landbouwpercelen en daar schade zullen veroorzaken. De situatie is in zoverre anders dan in de leefgebieden van het damhert op de Veluwe en in de Amsterdamse Waterleidingduinen, waar omrastering wel mogelijk is.
De voorzieningenrechter overweegt dat in de periode van 2021 tot en met 2023 in het gebied circa 40 damherten aanwezig waren. In deze periode was er bij dit aantal damherten al ernstige schade aan gewassen. De voorzieningenrechter oordeelt daarom dat de populatie damherten in de Hoeksche Waard voorlopig tot 40 exemplaren mag worden teruggebracht. Dit geldt tot aan de uitspraak in de bodemprocedure. Voor een aantal lager dan 40 damherten, ziet de rechter geen aanleiding. Dit omdat de rechter op basis van de stukken niet kan vaststellen bij welk lager aantal damherten ernstige schade aan gewassen voorkomen kan worden. Dit kan in de bodemprocedure aan de orde komen.