De aangevoerde gronden leveren volgens de wrakingskamer geen partijdigheid op van de rechter en ook niet de schijn daarvan. In die eerdere zaak van 12 juni waren de toenmalige partijen het eens over het feit dat er een substantieel aantal doden is gevallen. De rechter moest daarom in haar vonnis van dat gegeven uitgaan. Ook de wijze waarop de rechter op 25 juni jl. het kort geding van Viruswaarheid heeft behandeld, is volgens de wrakingskamer geen grond voor wraking. In een kort geding is het de taak van de rechter om de standpunten van partijen helder te krijgen. Daar kan de rechter eventueel vragen over stellen om de vordering goed te kunnen beoordelen. Op basis van wat de wrakingskamer heeft gelezen in het proces-verbaal en heeft gezien op de beelden van de zitting, blijkt niet dat de rechter tijdens het uitvoeren van die taak daarvan is afgeweken.