De rechtbank ziet – anders dan de verdediging – niet in dat strafrechtelijke vervolging van de heer Wilders betekent dat daarmee de politieke vrijheid van hem en/of zijn partij wordt ingeperkt en een schending van artikel 11 van het EVRM oplevert, laat staan dat het openbaar ministerie een dergelijk doel voor ogen had. Of de uitlatingen van de heer Wilders, op zichzelf dan wel binnen een bepaalde context, al dan niet strafbaar zijn, dient aan de orde te komen bij het inhoudelijke debat over hetgeen hem wordt verweten en niet bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.