De kantonrechter acht het feit wettelijk en overtuigend bewezen. De kantonrechter oordeelt dat de boer wist dat de samenkomst in strijd was met de geldende regels. Daarbij had volgens de kantonrechter de organisatie niet op eigen houtje mogen beslissen om zonder vergunning een bijenkomst te organiseren, maar dit aan de overheid moeten overlaten om de samenkomst toe te staan of niet.
Maar de kantonrechter stelt de gang van zaken met betrekking tot het handhaven van de samenkomst ter discussie. Volgens de rechter hadden de handhavers eerder kunnen en moeten ingrijpen. Vooraf was contact geweest met de boer en met de organisatie. Toen had de politie de boer en anderen kunnen meedelen dat de actie illegaal is en zou worden gehandhaafd. De rechter oordeelt bovendien dat de handhavers tijdens de samenkomst personen had kunnen aanspreken die de Noodverordening niet naleefden. Om achteraf de boer - die zijn weiland openstelde – te beboeten vindt de kantonrechter ongepast. De kantonrechter oordeelt daarom dat de boer zich wel schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van de Noodverordening, maar hier geen straf voor moet krijgen.