Voor deze zeer ernstige feiten is geen andere straf passend dan een langdurige onvoorwaardelijke celstraf. Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met het feit dat de man verminderd toerekeningsvatbaar is. Volgens de psycholoog is het van belang dat de man wordt behandeld voor zijn problematiek om herhaling te voorkomen. Daarom adviseren zowel de psycholoog als de reclassering om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde onder meer een ambulante behandeling met expertise in zedenproblematiek.
De rechtbank vindt dat de aard, ernst en hoeveelheid van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 4 jaar rechtvaardigen. Daartegenover staat dat het om herhaling te voorkomen – en daarmee ter bescherming van de samenleving – noodzakelijk is dat de man wordt behandeld voor zijn problematiek. Zo'n behandeling moet als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf worden opgelegd. Een gevangenisstraf van 4 jaar is de maximale gevangenisstraf waarbij nog een deel van de straf voorwaardelijk kan worden opgelegd. Bij de behandelmogelijkheden die er zijn en de motivatie die de man daarvoor heeft, is een tbs-maatregel (nog) niet aan de orde.
Kijkend naar de noodzaak tot behandeling legt de rechtbank een gevangenisstraf op van 4 jaar, waarvan een deel voorwaardelijk. Dit voorwaardelijk deel is nodig om de behandeling vorm te kunnen geven. De rechtbank legt slechts een beperkt deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op, namelijk 6 maanden. Het tot uitdrukking brengen van de ernst van de delicten gaat volgens de rechtbank voor op het creëren van een forsere stok achter de deur voor de man.
Deze straf is gelijk aan de eis van de officier van justitie.