Tijdens een reguliere controle op 23 december 2019 onderschepte de douane op luchthaven Schiphol een postpakket met daarin 680,75 gram cocaïne. Op het pakket stond het adres van de Doetinchemmer vermeld, maar wel met een andere naam dan die van hem. De politie verwijderde de  cocaïne uit het postpakket en verving de inhoud door een daarop gelijkende substantie. Op 8 januari 2020 ging een politieagent als postbezorger naar het op het pakket vermelde adres. De man uit Doetinchem nam vervolgens het pakket aan. Hij zei daarbij tegen de postbezorger dat de naam op het pakket zijn naam was.

Tijdens de zitting verklaarde de man dat hij niet van de inhoud van het pakket op de hoogte was. Ook zou hij het pakket hebben weggegooid toen hij zag dat er een andere naam op stond. Volgens de rechtbank is deze verklaring in het licht van het andere bewijs ongeloofwaardig. De rechtbank oordeelt dat de man zich met zijn handelswijze schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne.

De rechtbank stelt bij het bepalen van de straf voorop dat de man heeft bijgedragen aan een systeem van productie, verkoop en gebruik van harddrugs. Dit systeem gaat gepaard met zware criminaliteit en aanzienlijke risico's voor het milieu en de volksgezondheid. Ook weegt de rechtbank mee dat de eventuele verkoop van de ingevoerde cocaïne voor de man zeer lucratief zou zijn geweest. Rekening houdend met vergelijkbare zaken zou een gevangenisstraf voor van meerdere maanden dan ook passend zijn.

De straf die de rechtbank oplegt is gelijk aan de eis van de officier van justitie.