Het slachtoffer, een 26-jarige man, kreeg na een feestje ruzie met de dader over zijn fiets. De man beroofde vervolgens het slachtoffer waarmee hij ruzie had. Bij de beroving was ook een tweede man betrokken. Zij pakten onder andere zijn horloge af en dwongen hem tot afgifte van zijn geld en telefoon. De daders duwden het slachtoffer hierbij op de grond en schopten hem. Ook dreigden de daders met nog meer geweld. De bankpas die de veroordeelde man buit maakte bij de straatroof gebruikte hij onder andere om vruchtensap en een treinkaartje te kopen.

De man kocht verder een fiets voor een erg laag bedrag, in een park van een persoon waarvan hij vermoedde dat zij verslaafd was. Deze fiets wilde hij vervolgens doorverkopen voor een veel hoger bedrag. De rechtbank vindt dat de man de fiets onder zulke omstandigheden heeft gekocht dat hij bewust de aanmerkelijke kans op de koop toe heeft genomen dat de fiets die hij kocht gestolen was. De rechtbank veroordeelt de man daarom voor opzetheling.

De man is vrijgesproken van verduistering van een ov-kaart die bij hem is aangetroffen.

De bedoeling van de officier van justitie was dat de man op 1 juli 2020 wordt opgenomen in een kliniek. Dat legt de rechtbank ook op. De man moet daar worden behandeld aan zijn posttraumatische stressstoornis en aan zijn drugs- en alcoholverslaving. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf is een proeftijd van 3 jaar verbonden. De opname in de kliniek duurt maximaal een jaar. In de rest van de proeftijd moet de man zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering en zich onder meer laten controleren op het gebruik van drugs en alcohol. Het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf heeft de man in voorarrest al uitgezeten, op één dag na. Op de dag na de uitspraak is er namelijk plaats voor hem in de kliniek.

Het slachtoffer heeft na de straatroof mentale ondersteuning nodig gehad van zijn familie. Hij heeft niet gevraagd om smartengeld, maar wel om een vergoeding van de schade die hij heeft geleden door de roof van zijn spullen. De daarvoor gevraagde schadevergoeding is bijna geheel toegekend; alleen voor de gestolen telefoon is een lager bedrag toegekend omdat de rechtbank de dagwaarde van de telefoon op een lager bedrag schat dan gevraagd. De man moet het slachtoffer 820 euro betalen.