De rechtbank oordeelt dat de memo is opgesteld voor formele bestuurlijke besluitvorming, zoals bedoeld in artikel 5.2, derde lid, van de Woo. Dit betekent dat de memo – in geanonimiseerde vorm – openbaar moet worden gemaakt, tenzij het kunnen voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad. Volgens de rechtbank motiveert het college onvoldoende waarom in dit geval het kunnen voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad door het verstrekken van de beleidsopvattingen in de memo in geanonimiseerde vorm. Daarbij komt dat de wethouder op de zitting bevestigde dat hij zei dat er niks bijzonders in de memo stond. Verder lichtte de schrijver van de memo op de zitting toe dat hij ook in de toekomst zijn visie over een bepaald onderwerp op papier zou zetten, ondanks dat de kans bestaat dat zijn visie in geanonimiseerde vorm openbaar wordt gemaakt.
Hiermee rekening houdend kan volgens de rechtbank de openbaarmaking van de memo in geanonimiseerde vorm het voeren van intern beraad niet onevenredig worden geschaad. Dit betekent dat het college de memo openbaar had moeten maken in geanonimiseerde vorm. Het college moet de memo alsnog – geanonimiseerd – openbaar maken.