De rechtbank oordeelt dat de vrouw inderdaad een gezamenlijke huishouding had met de man. Maar dat zij dit niet meldde aan de gemeente kan niet worden aangemerkt als het opzettelijk nalaten van het verstrekken van informatie. De gemeente was namelijk zelf na onderzoek en een onaangekondigd huisbezoek - waarbij de vrouw informatie verstrekte - van oordeel dat geen sprake was van een gezamenlijke huishouding en zette de uitkering voort. Pas jaren later nam de gemeente een ander standpunt in.
Voor de periode vóór dit huisbezoek bevat het strafdossier volgens de rechtbank onvoldoende bewijs voor bijstandsfraude. De man wordt door de rechtbank ook vrijgesproken nu niet kan worden bewezen dat de vrouw haar uitkering ontving door het plegen van een misdrijf.