De rechtbank rekent het de vrouw aan dat zij door de brandstichting onaanvaardbaar grote risico's voor anderen (en zichzelf) in het leven riep. Door brand te stichten ontstond er levensgevaar voor haar en haar medebewoners. Tegelijkertijd ontwikkelde de vrouw zich in detentie in zeer korte tijd. Ze gaf daarbij aan zeer gemotiveerd te zijn om met de behandelingen aan de slag te gaan. Voordat de rechtbank tot dit vonnis is gekomen, vond een lang traject plaats. Voor haar beslissing vindt de rechtbank het belangrijk dat de vrouw op de meest geschikte plek wordt behandeld, terwijl ze de minst vergaande maatregel om haar verantwoord te laten terugkeren in de samenleving oplegt. Op die manier is volgens de rechtbank de kans van slagen het grootst.
De rechtbank oordeelt verder dat de vrouw zich dusdanig ontwikkelt dat zij - kijkend naar de adviezen van de psycholoog en psychiater - de vrouw de kans wil bieden in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat de daarbij passende periode van 2 jaar voldoende zal zijn om de vrouw verantwoord te laten terugkeren in de maatschappij. Dit - in tegenstelling tot het standpunt van de officier van justitie - die namelijk een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel eiste.
De vrouw verblijft sinds december in het kader van een schorsing in een behandelkliniek voor jongeren, nadat onverwacht snel een plek voor haar beschikbaar kwam. Op die plek zal zij haar behandeling voortzetten.