Een bevel tot inbewaringstelling kan alleen worden afgegeven als er meer is dan alleen een verdenking. Er moet sprake zijn van, zoals dat heet, “ernstige bezwaren”. De rechter-commissaris is van oordeel dat er tegen Jos B. ernstige bezwaren bestaan. Het belangrijkste daarbij is de DNA-hit. Wat ook een rol speelt, is dat de verdachte in de nacht van 11 op 12 augustus 1998 in de buurt van de Brunssummerheide is geweest en dat hij over de reden van zijn aanwezigheid toen bij de politie wisselend heeft verklaard.
Naast ernstige bezwaren moeten, om te komen tot een bevel bewaring, ook een of meer in de wet genoemde redenen aanwezig zijn om de verdachte in bewaring te stellen. In deze zaak zijn die wettelijke redenen aanwezig.
Naar het oordeel van de rechter-commissaris was er sprake van vluchtgevaar, van een ernstig strafbaar feit waardoor de rechtsorde ernstig geschokt is en van gevaar voor herhaling. Het vluchtgevaar heeft te maken met het feit dat de verdachte begin dit jaar is verdwenen en zich kennelijk lange tijd onvindbaar kon houden. Het gevaar op herhaling leidt de rechter-commissaris af uit het dossier waaruit naar voren komt dat de verdachte mogelijkerwijs een voorkeur heeft voor jonge jongens. Daarbij moet bij de verdenking van een zedendelict het risico op herhaling altijd heel serieus worden genomen. Dat Jos B. verdacht wordt van feiten waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt, zal duidelijk zijn.