Volgens de natuurstichtingen mocht de provincie de opdracht niet verlenen omdat er geen noodzaak was voor afschot, de onderbouwing niet klopt en het in strijd is met afspraken die de provincie heeft gemaakt. Sommige van de stichtingen zijn het ook uit principe niet eens met het nieuwe beleid. Zij vinden dat natuur zo veel mogelijk haar gang moet kunnen gaan en dat alleen dieren die lijden moeten worden afgeschoten. Het is echter niet aan de rechter om de principiële gedachte achter de wijziging van het beleid te toetsen. Het rapport van Van Geel is geen ecologisch rapport, maar het is wel onderbouwd met een scala aan ecologische en wetenschappelijke informatie. Vast staat dat bijvoeren geen optie is, omdat er dan uiteindelijk meer dieren moeten worden afgeschoten. De commissie heeft naast het afschot van gezonde dieren, ook alternatieve vormen van beheer onderzocht. De rechter is het met de provincie eens dat dat geen bevredigende oplossingen zijn. Dit alles maakt dat de voorzieningenrechter voorlopig oordeelt dat de provincie met het advies van de commissie Van Geel en de daarop volgende ingediende stukken het besluit tot afschot voldoende heeft onderbouwd. De voorzieningenrechter is het met de stichtingen eens dat de besluitvorming van de provincie overhaast is. Van de provincie mag een meer zorgvuldige voorbereiding en besluitvorming worden verwacht. Er zijn ook onderdelen in het besluit die verbeterd moeten worden. Dat is echter nu geen reden om het afschieten niet door te laten gaan. Daarbij speelt ook mee dat de beroepsprocedures nog meerdere winters kunnen duren en dat een herhaling van de afgelopen winter niet in het belang van het welzijn van de edelherten is.