De rechtbank vindt dit door de jongen geschetste scenario aannemelijk en spreekt, in tegenstelling tot de visie van de officier van justitie, van een noodweersituatie waarin de jongen zich mocht verdedigen. Zo verklaarde hij direct aan de telefoon met 112 dat zijn moeder hem probeerde te steken en dat er een gevecht met messen heeft plaatsgevonden. Dat vertelde hij ook op consequente wijze direct na zijn aanhouding en tijdens latere verhoren bij de politie. Ook zijn er twee bebloede messen gevonden in de woning. Het letsel dat bij de jongen is vastgesteld, lijkt volgens een deskundige door een mes te zijn veroorzaakt. Daarnaast blijkt uit het dossier dat de jongen eerder tegenover getuigen en de familierechter verklaarde over een eerder incident waarbij zijn moeder hem bedreigde met een mes. Hieruit concludeert de rechtbank dat de jongen zich mocht verdedigen tegen zijn moeder. De rechtbank is echter ook van oordeel dat de jongen te ver is gegaan in die verdediging. Tijdens het gevecht heeft de zoon op enig moment de pols van zijn moeder vastgepakt, waardoor het mes op de grond viel. Uit onderzoek blijkt dat de jongen doorging met het steken nadat zijn moeder het mes losliet. Op dat moment was het niet noodzakelijk voor hem om zich te verdedigen door op zijn moeder in te blijven steken. Hij heeft daarmee de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden en is te lang en heftig doorgegaan. Daarom is er volgens de rechtbank geen sprake van noodweer. Hoewel het voorstelbaar is dat de jongen bang en boos was tijdens het gevecht, is niet duidelijk geworden of hij handelde uit blinde paniek waardoor hij zijn moeder zo intensief bleef steken met een mes. Bovendien was hij voldoende in staat om zelf de hulpdiensten te bellen. Daarom wordt ook het beroep op noodweerexces verworpen.