Voor dit oordeel van de rechtbank is met name van belang het feit dat de dividenden die de Luxemburgse dochtervennootschap aan belanghebbende betaalt aftrekbaar zijn van de winst van deze Luxemburgse vennootschap, dat deze dividenden bij belanghebbende zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting, dat winsten in belanghebbende zijn gecreëerd om de renteaftrek mogelijk te kunnen maken, dat binnen deze constructie het risico voor betrokkenen is geminimaliseerd met behulp van diverse renteswaps en dat het gerealiseerd belastingvoordeel (aftrek van rente waardoor minder vennootschapsbelasting is verschuldigd) is verdeeld tussen de twee banken.