Kernvraag is of de burgemeester het sportcomplex heeft mogen sluiten. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester tot op heden niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een zodanige vrees van verstoring van de openbare orde en veiligheid op het sportcomplex.
De rechtbank vindt daarbij van belang dat de er geen relatie wordt gelegd tussen de door de burgemeester genoemde incidenten en (de veiligheid op) het sportcomplex. Bovendien hebben een aantal van de incidenten geruime tijd geleden plaatsgevonden. Voor zover de burgemeester beschikt over relevante informatie met betrekking tot de openbare orde en veiligheid rond het sportcomplex die hij niet heeft overgelegd in deze procedure, overweegt de voorzieningenrechter dat hij met dergelijke informatie geen rekening kan houden.
De conclusie van de rechtbank is dat de burgemeester niet de onmiddellijke sluiting van het sportcomplex heeft kunnen bevelen, omdat er onvoldoende aanwijzingen bestaan dat de openbare orde op het sportcomplex zal worden verstoord