De rechtbank is er niet van overtuigd dat verdachten, zoals door de officier van justitie is betoogd, de vooropgezette bedoeling hebben gehad de inleggelden niet aan het biodieselproject te besteden. Er zijn in dat kader immers activiteiten verricht en kosten gemaakt. Daarom spreekt de rechtbank verdachten vrij van oplichting. De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van verduistering van in totaal bijna 2 miljoen euro, waarvan een deel overigens buiten de tenlastegelegde periode heeft plaatsgevonden. Verdachten hebben geld dat door de beleggers als lening was ingelegd, bij wijze van voorschot aan zichzelf ter beschikking gesteld. Via overboekingen naar bankrekeningen van firma’s waaraan zij waren gelieerd, is het bij verdachten terecht gekomen, en konden zij erover beschikken.
Ook acht de rechtbank bij alle verdachten het witwassen bewezen. Zij hebben geld verworven, voorhanden gehad en daarvan ook gebruik gemaakt, terwijl zij wisten dat het van misdrijf afkomstig was. Voor de echtgenote van één van de verdachten geldt dat zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de geldbedragen waarover zij kon beschikken, uit enig misdrijf afkomstig waren. Immers, zij was bestuurder van verschillende vennootschappen waarvan er één mede verantwoordelijk was voor het uitbrengen van het prospectus. Zij werd geacht vanuit haar positie als bestuurder zicht gehad te hebben op de geldstromen ten aanzien van het biodieselproject, en had zich moeten afvragen wat de herkomst van die aanzienlijke geldbedragen was. Zij wordt daarom veroordeeld voor schuldwitwassen.