De rechtbank komt tot de volgende conclusies:
- Wie had het wapen bij zich?
De lezing van verdachte - samengevat inhoudend dat aangever opeens een wapen in zijn hand had, dat hij het wapen van aangever afpakte, waarna verdachte het wapen vasthield met de vinger op de trekker, aangever gas gaf, verdachte ten val kwam en het wapen in een reflex afging - kent dermate veel ongerijmdheden, ook in combinatie met het (vlucht)gedrag van verdachte en zijn proceshouding, dat de rechtbank deze lezing terzijde schuift. De rechtbank neemt als uitgangspunt de verklaringen van aangever, inhoudende dat verdachte degene was die het wapen meebracht en aan hem toonde, waarop aangever gas gaf.
- Om welk soort wapen ging het?
Het wapen is niet teruggevonden en de deskundigen hebben - op basis van het geconstateerde letsel van aangever en (het gebrek aan) sporen op de plaats delict - tegenstrijdige conclusies getrokken met betrekking tot het soort wapen dat moet zijn gebruikt. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat sprake was van schieten met een metalen kogel, maar wel dat (onder meer gelet op de knal die men hoorde) sprake was van een wapen dat een scheikunde ontploffing teweeg kon brengen.
- Met welk opzet hanteerde verdachte het wapen?
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat verdachte doelbewust heeft geschoten. Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn gedrag - kort gezegd het wapen met de vinger op de trekker houden in of nabij de auto, dus dichtbij aangever, terwijl aangever in een auto zat met draaiende motor en wegrijden voorzienbaar was, evenals het daardoor in onbalans raken door verdachte - de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, welke kans zich ook heeft gerealiseerd. Dat ook de aanmerkelijke kans bestond dat aangever dodelijk letsel zou oplopen, kan de rechtbank niet vaststellen, onder meer gelet op het feit dat onduidelijk is gebleven met wat voor wapen precies is geschoten en hoe het letsel precies is ontstaan.
Gelet op de voorgaande conclusies komt de rechtbank tot een vrijspraak voor de ten laste gelegde poging tot moord/doodslag en acht de rechtbank zware mishandeling bewezen. De ten laste gelegde poging tot afpersing acht de rechtbank eveneens bewezen, nu vaststaat dat verdachte met gebruikmaking van een wapen heeft geprobeerd om aangever te bewegen hem geld te betalen.