Laden...

Rechtbank Noord-Nederland doet uitspraak in zaak schietincident Thialf

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Noord-Nederland > Nieuws > Rechtbank Noord-Nederland doet uitspraak in zaak schietincident Thialf
Leeuwarden, 05 juni 2019

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft een man veroordeeld voor zware mishandeling en afpersing op het parkeerterrein van het Thialf ijsstadion. Hij is veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf.

Afwijkende verklaringen

Op zaterdag 7 januari 2017 vond het Europees Kampioenschap schaatsen plaats in het Thialf ijsstadion in Heerenveen. Na afloop van het evenement vond een schietincident plaats op de parkeerplaats van het stadion. Daarbij waren aangever en verdachte betrokken. Aangever reed in zijn auto toen verdachte - die een zakelijk conflict met aangever had en geld van hem wilde - voor zijn auto verscheen. Aangever stopte zijn auto en kort daarna was een schot te horen en bleek aangever gewond te zijn geraakt aan zijn hand. Vaststaat dat er een wapen is afgegaan en dat het wapen zich op het moment van afgaan in de hand van verdachte bevond, terwijl verdachte naast de auto stond en aangever op de bestuurdersstoel van de auto zat. Echter, zowel verdachte als aangever ontkennen het wapen te hebben meegebracht naar het parkeerterrein en stellen zich op het standpunt dat de ander het wapen bij zich had. Er waren geen getuigen die het wapen voor het schietincident hebben gezien en het wapen is nadien niet teruggevonden.

Vragen

De rechtbank diende in deze zaak - kort gezegd - de volgende vragen te beantwoorden.

1. wie had het wapen bij zich?
2. om welk soort wapen ging het?
3. met welk opzet hanteerde verdachte het wapen?

Antwoorden

De rechtbank komt tot de volgende conclusies:

  1. Wie had het wapen bij zich?

    De lezing van verdachte - samengevat inhoudend dat aangever opeens een wapen in zijn hand had, dat hij het wapen van aangever afpakte, waarna verdachte het wapen vasthield met de vinger op de trekker, aangever gas gaf, verdachte ten val kwam en het wapen in een reflex afging - kent dermate veel ongerijmdheden, ook in combinatie met het (vlucht)gedrag van verdachte en zijn proceshouding, dat de rechtbank deze lezing terzijde schuift. De rechtbank neemt als uitgangspunt de verklaringen van aangever, inhoudende dat verdachte degene was die het wapen meebracht en aan hem toonde, waarop aangever gas gaf.

  2. Om welk soort wapen ging het?

    Het wapen is niet teruggevonden en de deskundigen hebben - op basis van het geconstateerde letsel van aangever en (het gebrek aan) sporen op de plaats delict - tegenstrijdige conclusies getrokken met betrekking tot het soort wapen dat moet zijn gebruikt. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat sprake was van schieten met een metalen kogel, maar wel dat (onder meer gelet op de knal die men hoorde) sprake was van een wapen dat een scheikunde ontploffing teweeg kon brengen.

  3. Met welk opzet hanteerde verdachte het wapen?

    De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat verdachte doelbewust heeft geschoten. Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn gedrag - kort gezegd het wapen met de vinger op de trekker houden in of nabij de auto, dus dichtbij aangever, terwijl aangever in een auto zat met draaiende motor en wegrijden voorzienbaar was, evenals het daardoor in onbalans raken door verdachte - de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, welke kans zich ook heeft gerealiseerd. Dat ook de aanmerkelijke kans bestond dat aangever dodelijk letsel zou oplopen, kan de rechtbank niet vaststellen, onder meer gelet op het feit dat onduidelijk is gebleven met wat voor wapen precies is geschoten en hoe het letsel precies is ontstaan.


Gelet op de voorgaande conclusies komt de rechtbank tot een vrijspraak voor de ten laste gelegde poging tot moord/doodslag en acht de rechtbank zware mishandeling bewezen. De ten laste gelegde poging tot afpersing acht de rechtbank eveneens bewezen, nu vaststaat dat verdachte met gebruikmaking van een wapen heeft geprobeerd om aangever te bewegen hem geld te betalen.

Straf

De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaren geëist voor poging tot doodslag en poging tot afpersing. De door de rechtbank op te leggen straf valt beduidend lager uit omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van poging tot doodslag en veroordeelt voor zware mishandeling. Rekening houdend met zowel de ernst van de feiten - die plaatsvonden in de openbare ruimte en die grote gevolgen voor aangever hebben gehad - als de persoonlijke omstandigheden van verdachte, legt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden op.

Uitspraken