De meervoudige kamer van de bestuursrechter is tot de conclusie gekomen dat bij een verzoek als het onderhavige, waarbij om intrekking van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming wordt gevraagd, op grond van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn eerst beoordeeld moet worden of de staat van instandhouding van het Natura 2000-gebied waarop dat verzoek ziet, aanleiding geeft tot het treffen van passende maatregelen.
De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat wanneer de intrekking van de vergunning een passende maatregel voor dat gebied zou zijn, verweerder die vergunning dan ook moet intrekken. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat verweerder een zekere mate van beoordelingsruimte heeft als het gaat om de vraag welke maatregel de passende maatregel is voor het betrokken Natura 2000-gebied.