De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester wel degelijk aannemelijk heeft kunnen vinden dat de exploitant betrokken was bij de hennepkwekerij. Hij hoeft de uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek en het eventuele strafproces niet af te wachten. Vaste rechtspraak is namelijk dat een strafrechtelijke veroordeling niet is vereist om een incident bij de beoordeling van het levensgedrag te mogen betrekken.
Volgens de rechter mocht de burgemeester alleen al op basis van de aangetroffen hennepkwekerij concluderen dat de exploitant in enig opzicht van slecht levensgedrag was.
De burgemeester baseerde zich bij zijn besluit verder op een uitgebreid aantal incidenten dat zich in de 4 horecabedrijven voordeed. Al die incidenten dragen samen bij aan de conclusie dat de exploitant van slecht levensgedrag is. Het gaat om een flinke hoeveelheid incidenten, waarvan een behoorlijk aantal heeft geleid tot een waarschuwing, een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester zich dan ook op het standpunt mocht stellen dat sprake is van een bepaald gedragspatroon en hij de vergunningen mocht intrekken.
De rechter schorst wel het besluit dat voor de horecagelegenheden 5 jaar lang door niemand nieuwe vergunningen mogen worden aangevraagd. De burgemeester kan dit nog wel beter onderbouwen in zijn beslissing op het bezwaar. Op dit moment wegen de belangen van de exploitant op dat punt echter zwaarder. Dit betekent dat tot 6 weken na de beslissing gewoon vergunningen mogen worden aangevraagd voor de 4 cafés.