De man verzocht in december 2019 om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. In januari verklaarde de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid die aanvraag niet-ontvankelijk, omdat de man inmiddels in een andere lidstaat van de Europese Unie een verblijfsvergunning had gekregen. Tegen dit besluit stelde de man beroep in. Daarnaast vroeg hij de rechter om in deze asielprocedure een voorlopige voorziening te treffen. In de tussentijd deelde het COa aan de man mee dat hij geen recht meer heeft op opvang. Hij is toen ook uit de opvang gezet. Eind maart deed de man echter een verzoek om weer tot de opvang te worden toegelaten. Het COa weigerde dit. Ook hiervoor stapte de man naar de rechter. Hij verzocht weer te worden toegelaten tot de opvang, in ieder geval tot het moment dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in zijn asielaanvraag. Over dit laatste verzoek gaat deze zaak.