Volgens de rechtbank was de ruimte waar de man aan het werk was krap, moeilijk toegankelijk, gelegen onder vloerniveau, er was geen goede ventilatie en het was geen ruimte ontworpen voor het verblijf van personen. Bij het gebruik van argon, dat naar beneden zakt en zuurstof wegdrukt, kwam er bovendien geen verse lucht in de beperkte ruimte. De plek moet dan ook worden gekwalificeerd als een ‘besloten ruimte’, een ruimte die in zodanige mate stoffen bevat dat daardoor gevaar voor onder meer verstikking of bedwelming bestaat. Het bedrijf zag de ruimte niet als ‘besloten ruimte’ en trof onterecht geen veiligheidsmaatregelen. Het zuurstofgehalte had voor en tijdens het werk gemeten moeten worden, er had toezicht van iemand moeten zijn en de ruimte had kunstmatig moeten worden geventileerd. Ook was het slachtoffer onvoldoende doeltreffend ingelicht over het werken met argon en de daaraan verbonden risico's, met name in besloten ruimten. Dit alles maakt dat het bedrijf verantwoordelijk is voor het overlijden van het slachtoffer.