Volgens de verdachte wilde hij 2 zussen beschermen die door het slachtoffer werden aangevallen. Het slachtoffer zou scheldend en met gebalde vuisten op hem af zijn gelopen. Hij keek hierbij erg boos en de verdachte zag naar eigen zeggen het vuur in de ogen van het slachtoffer. Dit alles beangstigde hem, omdat het slachtoffer groter en sterker is dan hijzelf en hij bovendien een lichamelijke beperking aan zijn arm heeft als gevolg van een eerder verkeersongeval.
Volgens de rechtbank zijn er geen verklaringen in het dossier die het verhaal van de verdachte ondersteunen. Niet alleen het slachtoffer en een getuige, maar ook de schoonzus van de verdachte - voor wie hij in de bres sprong - heeft verklaard dat de verdachte degene is geweest die het slachtoffer aanviel. Nergens is uit af te leiden dat hier een aanval (of de dreiging van een aanval) door het slachtoffer aan vooraf is gegaan. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake was van een noodweersituatie of van noodweerexces.