De verdachten maakten zich schuldig aan een vorm van eigenrichting die de rechtbank ten strengste afkeurt. Het meisje was immers niet voor niets onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Door hun eigen belangen voorop te stellen, lapten de vader en moeder deze rechterlijke beslissingen aan hun laars. Hiermee tastten zij het systeem van kinderbescherming, waarbinnen juist de veiligheid van het meisje voorop staat, op ingrijpende wijze aan. Bovendien had het incident directe gevolgen voor het meisje en het pleeggezin waar zij verbleef. Ze is na het incident namelijk naar een ander gezin verplaatst.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank tevens oog voor het principe van algemene preventie; de straffen moeten anderen ontmoedigen hetzelfde te willen doen. Het zal vaker voorkomen dat ouders van wie hun kind tegen hun wil uit huis is geplaatst, de sterke wens kunnen hebben hun kind weer zelf op te voeden. Sommigen zijn daarbij mogelijk bereid grote risico’s te nemen en desnoods de wet te overtreden. Een te lichte straf zou onvoldoende afschrikkende werking hebben. Alles afwegend komt de rechtbank tot celstraffen van 12 maanden. Daarvan zijn 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank acht de vader - op advies van deskundigen - verminderd toerekeningsvatbaar. Aan zijn voorwaardelijke strafdeel koppelt de rechtbank onder meer een verplichte behandeling voor zijn persoonlijkheidsstoornis.