IS is een jihadi-salafistische terroristische organisatie die oproept tot het op gewelddadige wijze omverwerpen van bestaande (seculiere) regimes en tot gewapende strijd tegen ongelovigen en afvalligen. Het gaat hierbij om terroristische misdrijven van de ernstigste soort, die erop gericht zijn de staatsstructuren in Syrië en Irak te vernietigen en de bevolking in die landen, maar ook die in andere (vaak Westerse) landen zeer ernstige vrees aan te jagen. Gelet op de misdrijven waaraan IS zich structureel schuldig maakt en heeft schuldig gemaakt, moet het afreizen naar Syrië met het doel die misdrijven te begaan op krachtige wijze worden tegengegaan. Daarom is het voor de rechtbank van belang dat de strafdoelen van vergelding en afschrikking een bepalende rol spelen bij de keuze van de strafsoort en de hoogte van de op te leggen straf. Dat moet ook wanneer het – zoals hier – bij een poging is gebleven.
De rechtbank weegt bij de strafoplegging mee dat de vrouw tijdens de behandeling van de strafzaak onder meer heeft gezegd dat ze terugkijkend niet meer in dezelfde bewoordingen over IS zou schrijven, dat ze daar nu afstand van neemt. Daarin komt de verdachte oprecht over. De vrouw zegt dat zij een boek schreef en de voor haar belastende passages uit haar geschriften enkel aan een fictief personage zijn toe te schrijven en niet haar gedachtengoed vertegenwoordigden. Dat gelooft de rechtbank niet en daarmee neemt de verdachte onvoldoende verantwoordelijkheid voor haar handelen. Dit maakt dat de rechtbank enige zorg heeft dat de vrouw een mogelijke terugval krijgt in het radicale denken en de daarop gebaseerde beslissingen, ook al schat de reclassering de kans op herhaling als laaggemiddeld in.