Volgens de vrouw kreeg zij van het enige raadslid dat de Eindhovense partij heeft, mondeling de bevestiging dat zij aan de slag kon gaan als fractiemedewerker. Daarnaast ontving ze van hem een concept arbeidsovereenkomst, al kwam het nooit tot ondertekening. De vrouw stelt echter dat dit niets af zou doen aan het feit dat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen is. Op grond daarvan stelt zij recht te hebben op een bruto maandsalaris van 1.152 euro. De hoogte van het loon komt overeen met de inhoud van een verklaring die het raadslid ondertekende vlak voor het zomerreces. Die declaratie moest de vrouw inleveren bij de gemeente Eindhoven, omdat de politieke partij destijds recht had op een bepaald budget om het salaris van de vrouw te kunnen betalen.
Daarnaast stelt de vrouw dat zij zelf geen ontslag heeft genomen op 6 september. De partij zou haar voor de keuze hebben gesteld: zelf opstappen of blijven werken met het risico dat ze geen loon meer zou krijgen na die dag. Toen zij geen keuze maakte, zou de landelijke partij deze keuze voor haar hebben gemaakt. De vrouw stelt daarom dat die landelijke partij haar een vergoeding van 3,5 bruto jaarsalarissen moet betalen. Deze periode baseert ze op de termijn waarin ze volgens eigen zeggen haar functie nog had kunnen uitvoeren; de nieuwe verkiezingen in Eindhoven zouden in maart 2022 zijn.
Volgens de lokale partij is het aan de vrouw te wijten dat er geen arbeidsovereenkomst ondertekend is. Bovendien zou zij nooit bij het raadslid geklaagd hebben dat ze geen salaris kreeg uitbetaald. Hij was dan ook in de veronderstelling dat de door hem ondertekende declaratie uitbetaald was door de gemeente.
De partij wil de vrouw wel 1.337,60 euro betalen voor de uren die ze daadwerkelijk gewerkt heeft. Verder stelt de partij dat de vergoeding moet worden afgewezen, omdat de vrouw volgens hen op 6 september weloverwogen haar baan heeft opgezegd en haar sleutels en pas inleverde en zij zelf uit de WhatsApp-groepen stapte.