Het dodelijke ongeval had grote impact op de nabestaanden van het slachtoffer, maar ook op zijn collega's. De rechtbank realiseert zich dat onherstelbaar leed aan de nabestaanden is toegebracht en dat een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, dit leed niet ongedaan zal kunnen maken. Daarbij weegt mee dat er niet eerder een dodelijk ongeval gebeurde bij het bedrijf, maar dat er wel eerder soortgelijke ongevallen plaatsvonden.
Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat het bedrijf frequent en goed contact hield met de nabestaanden en dat zij de financiële verplichtingen al enige tijd geleden geheel voldeed. Ook liet het bedrijf direct na het ongeval een externe audit verrichten, is er een RI&E opgesteld voor de werkomgeving in Ritthem en zijn er aanpassingen gedaan in de inrichting van de hal waar het ongeluk gebeurde.
De officier van justitie eiste een geldboete van 30.000 euro. De rechtbank vindt dat deze straf geen recht doet aan de ernst van het delict. Het is namelijk een ernstig misdrijf en bovendien is de draagkracht van het bedrijf niet gering. De rechtbank vindt een geldboete van 80.000 euro op zijn plaats. Omdat de redelijke termijn waarbinnen het Openbaar Ministerie de zaak voor de rechter had moeten brengen is overschreden, matigt de rechtbank de geldboete naar 75.000 euro.